55
Jan leek wel verlamd. Het was een nachtmerrie. Ja, het moest een nachtmerrie zijn.
Het bloedrode licht waarin de hotelkamer was gedompeld, de weerzinwekkende geur van de muffe ruimte waarin aftershave, adrenaline en zweet waren gemengd.
Ik droom het alleen maar. Zo dadelijk word ik wakker en kan ik me bevrijden van deze afgrijselijke beelden. Ik zal uit bed stappen en naar de keuken lopen, en daar zal Carla al op me wachten. We zullen samen koffie drinken en we zullen lachen om de absurditeit van de droom. We…
Nee, het is geen droom, zei een andere stem vanbinnen, die zich niet door het geweld van de schok van de wijs liet brengen. Dit is allemaal echt. Carla is echt. Het bed waarop ze met haar armen en benen uitgespreid is vastgeketend, is echt. Alles is hier echt!
Ontzet staarde hij Carla aan. Haar gezicht zat onder de tranen en het slijm, en haar ogen waren zo wijd opengesperd dat ze bijna uit hun kassen rolden. De leren knevel vervormde haar mond tot een groteske grimas, alsof de doodsangst een lelijk grijnzen in haar gezicht had gekerfd. Haar naakte lichaam beefde en kronkelde, haar borsten gingen wild op en neer en Jan kon haar panisch horen hijgen.
Het was het hijgen waardoor hij uit zijn verstijving ontwaakte en zich realiseerde dat er nog iemand in de kamer was. Nog geen meter van het bed stond een man met lang haar, ongeveer een meter tachtig en atletisch gebouwd. Terwijl Jan de deur openbrak had hij snel zijn spijkerbroek aangeschoten, die nog niet helemaal was dichtgeknoopt. Hij staarde Jan even geschrokken aan als andersom.
‘Dokter Forstner,’ hijgde hij, en hij frunnikte hectisch aan de knopen van zijn broek.
Het duurde nog even voor Jan begreep wie hij voor zich had. De man die hier voor hem stond was Mirko Davolic, zijn voormalige patiënt, de droom van de verpleegsters die hem stiekem hadden nagekeken. De man die hier voor hem stond had zojuist Carla verkracht, of dat tenminste geprobeerd.
Er leek iets in Jans hoofd te ontploffen. Met een woedend gebrul sloeg hij Davolic in zijn gezicht. Het hoofd van de man knikte achterover van de klap en zijn lange haar vloog op alsof hij een hevige windstoot in zijn gezicht kreeg. Hij wierp zijn armen omhoog en viel ruggelings op de grond.
Jan wierp zich op hem en sloeg buiten zinnen op hem in.
‘Wat heb je met haar gedaan?’ hoorde hij zichzelf brullen. ‘Vuile klootzak!’
Davolic leek veel te onthutst om zich te verweren. Hij stootte een reeks korte kreten uit, stak zijn handen omhoog en probeerde zijn gezicht tegen Jans slagen te beschermen. Maar Jan hield niet op met slaan.
‘Ze wilde het zelf!’ schreeuwde Davolic, terwijl het bloed uit zijn mond en neus liep. ‘Vraag dan! Vraag het haar zelf!’
Met zijn vuist omhoog, klaar voor de volgende klap, hield Jan in. ‘Wat? Wat zei je daar?’
Davolic liet een grommend geluid horen, slikte zijn bloed weg en wees met een trillende hand naar de tafel bij het raam. Jan volgde zijn aanwijzing en kon zijn ogen niet geloven. In een messing asbak, waar in de loop der jaren een dik patina op was gekomen, lagen een paar bankbiljetten. Duidelijk briefjes van honderd euro.
‘Ze wilde het zelf,’ herhaalde Davolic. Hij snoof, gooide Jan met angstaanjagend gemak van zich af en stond op. ‘Goeie God, ze betaalt me ervoor, snap je?’
Hulpeloos zat Jan op het stoffige tapijt en keek omhoog naar Davolic, die nu zijn broek dichtknoopte en met zijn t-shirt over zijn bebloede gezicht wreef. ‘Dat is die nieuwe baan waar ik het over had.’
Jan schudde zijn hoofd. ‘Je…’
‘Ik neuk vrouwen op bestelling, ja. En wat dan nog? Uw vriendin hier heeft me driehonderd euro geboden voor die flauwekul.’
‘Dat was iemand anders,’ antwoordde Jan. Als verdoofd trok hij zichzelf op aan de tafel en wankelde naar Carla toe. Met bevende handen maakte hij de riem van de knevel los en gooide hem op de grond.
‘Het spijt me zo,’ fluisterde hij, en hij streelde haar gezicht. ‘Het is allemaal mijn schuld.’
Huilend draaide ze haar hoofd opzij en keek naar de muur.
Er klonk een dof gebrom achter Jan en hij schrok op. Er stond een zwarte labrador in de deuropening. Toen hun blikken elkaar ontmoetten, ontblootte de hond dreigend zijn tanden. Achter hem klonken voetstappen en stemmen op de trap. Meteen daarna stonden hoofdcommissaris Stark en een politieagent in de kamer. Ze hadden hun wapens getrokken en richtten op Mirko Davolic.
De schok om wat ze in de kamer zagen, was op hun gezicht te lezen.